Haddaway's klassieker knalt door de speakers, terwijl we terugscheuren van ons heerlijke weekendje weg in Morogoro. We staan doodsangsten uit, want de chauffeur van de auto stuitert met ruim 100 km/u tegenliggers tegemoet. Soms is de weg compleet onzichtbaar vanwege enorme stofwolken. Plotseling opdoemende fietsers of trucks worden ternauwernood ontweken zonder gas terug te nemen. "Baby don't hurt me"; in deze betekenis heel toepasselijk.
Maar er is natuurlijk nog veel meer gebeurd deze week. Vorig weekend huurden we twee bajaj - uweetwel, van die overdekte driewielers uit India - om een Masaidorp 35 kilometer verderop te bezoeken. Santiago had deze ontmoeting voor ons geregeld. Hij bestuurde de bajaj zonder rem en Maarten reed het voertuig wat nauwelijks schakelde. Toen we van de hobbelige main road af waren moesten we nog 2 uur de wildernis in, over een pad vol stenen, kuilen en scheve hellingen. Eigenlijk was het alleen begaanbaar voor fietsen en motoren. Het is een wonder dat we niet op zijn minst een lekke band hebben gehad. De traditioneel geklede Masai keken dan ook vol interesse naar onze voertuigen, terwijl wij een stuk kerkdienst bijwoonden. Natuurlijk werden de vijf wazungu uitgebreid geïntroduceerd en er werd plaats vooraan vrijgemaakt. Het voelde enorm ongemakkelijk. Nadat we watermeloen hadden uitgedeeld en rijst met geitenvlees hadden gegeten, gingen we terug. Hoe we heelhuids met intacte bajaj zijn teruggekeerd, is me nog steeds onduidelijk. Hilarisch was het wel.
Inmiddels is het Swahili van 'team paediatrics' goed genoeg om zelfstandig de ronde te doen bij kinderen die vanwege diarree of ondervoeding zijn opgenomen. Dit zijn kinderen waarvan het overgrote deel gelukkig gezond de deur uit gaat. Het is ontzettend leuk om dagelijks vooruitgang en contactgroei te zien. Eén van de kinderen met ondervoeding was in een week zelfs 800 gram aangekomen! Helaas gaat het ook daar wel eens fout. Een al langer aanwezig meisje wat positief was getest voor HIV, ging halverwege de week ten onder aan een longontsteking. Zo mogelijk nog triester is het feit dat de ouders ongeveer 12 euro tekortkwamen om de ziekenhuisrekening te betalen. Daarom zouden ze hun kind, totdat er betaald werd, niet mogen meenemen om haar te kunnen begraven. Met tranen in onze ogen vanwege dit onrecht, betaalden Jonneke en ik het (voor ons) kleine bedrag.
Behalve de neonatal ward is ook room 2, de kamer op de kinderafdeling waar de meest zieke kinderen liggen, een plek geworden om wat afstand van te houden. Een vijfjarig, hondsbenauwd meisje profiteerde enigszins van onze opnieuw geïmproviseerde inhalator. Ze had echter zoveel energie nodig om te ademen dat ze niet eens zichzelf overeind kon houden. In Nederland zouden we waarschijnlijk de ademhaling geheel overnemen of in ieder geval flink ondersteunen. Hier kunnen we alleen zuurstof geven en aan de medicatie sleutelen. Met hulp van Birgit legde ik aan de verpleegkundige uit dat ze elk uur een groot aantal pufs moest toedienen. Ik vroeg me toen al af wat daarvan terecht zou komen. Er zijn namelijk veel te weinig verpleegkundigen voor het aantal aanwezige patiënten. De volgende ochtend bleek het meisje net overleden te zijn. Een ander achteruitgaand kind zou een bloedsuikerspiegel van 80 hebben (wat vrijwel onmogelijk hoog is). Na tien minuten discussie was er nog steeds geen besluit genomen. Ik stelde voor om snel bij het kind te gaan kijken. Toen eindelijk iedereen opstond bleek het kind al overleden. Een derde kind, wat eerder opgenomen was met diarree, verslechterde zonder duidelijke oorzaak. Voor vertrek wilde ik nog een laatste blik op dit kind werpen. Je raadt het al. Het nieuwe 'sterfterecord' van deze week, zes kinderen in 24 uur, zegt genoeg. Na deze gebeurtenissen had ik (eigenlijk voor het eerst pas écht) het gevoel dat het met deze stage zo wel mooi is geweest. Aan mijn ruime hoeveelheid geduld komt langzaamaan een einde, en daar is heel wat voor nodig. Machteloosheid en frustratie overheersten de laatste dagen. Emotioneel gezien blijft het gewoon erg zwaar. "Baby don't hurt me, don't hurt me, no more."
Aan de andere kant, het leuke aan bijna-dokter zijn is wel dat als je een enorm ei op je voorhoofd hebt vanwege een huidinfectie, je van de apotheker je eigen recept voor antibiotica mag schrijven. En dat je studiegenoten ervan genieten om dit ei een paar keer te ontlasten.
Maar ook aan deze stage komt snel een eind. Lizzie rondde deze week haar stages al af en Maarten gaat een paar weken reizen. Daarom zijn we dit weekend met z'n vijven naar Morogoro gegaan voor een afscheids- en (pre)afstudeerfeestje. Een plaatselijk hotel heeft een mooi zwembad waar we heerlijk hebben gezwommen en ontspanden. Daarna aten we pizza in een bar/restaurant waar, bleek bij aankomst, vrijwel alleen maar blanken waren. Een beetje gek. Maar we vermaakten ons prima en na een heerlijk ritje achterin een open truck, onder een prachtige sterrenhemel, kroop ik moe mijn bed in. De volgende ochtend vonden we in het centrum een copyshop die onze reanimatie-stroomschema's kon vergroten tot A3-formaat. We kregen zelfs 25% korting op elk exemplaar omdat de winkeleigenaar de betekenis van ons werk zo goed vond. Jonneke en ik glommen net zo hard als onze flowcharts: zij van hun verse lamineerlaag, wij van trots. Nog maar vijf dagen tot we dokter zijn!
David's Matching Mood Music:
- Dire Straits - Money For Nothing
- Jagwar Ma - Come Save Me
- Rise Against - Under The Knife
Foto 1-3: Het Masaidorp en de bajaj
Foto 4: Bus naar Morogoro. Herkent u de voetballer?
Foto 5-8: Morogoro, aan de voet van een enorme bergkam. Het busstation, ons verblijf, het zwembad en het uitzicht.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten